29 december 2013

Hagenezen en Hondse Hooligans


Ooit scoorde Harrie Jekkers, Hagenees van geboorte, cabaretier uit overtuiging, als  Harrie Klorkestein een flinke hit met het fraaie lied ‘Oh Oh Den Haag’.
In dat lied – ik leg dat uit voor niet-Hagenezen – vertelt Harrie over zijn jeugd in die ‘mooie stad achter de duine…’

Over de kerstbomenjacht zingt-ie daarbij – kersbomujach op z’n Haags - een nog steeds bestaand eindejaarlijks fenomeen waar Haagse hotemetoten zich elk jaar weer ernstig zorgen over maken.
De bedoeling is dan altijd om als groepje vrienden zoveel mogelijk kerstbomen te scoren – rauzen op z’n Haags - en daarmee dan tijdens de jaarwisseling om precies 12 uur een onblusbare megafik te stoken - en dan natuurlijk wel de allergrootste van heel Du Haach.

Dat is dus altijd knokken.
Vóór de fik om kerstbomen te vinden én te zorgen dat ze niet weer gejat worden door een andere kerstbomenjachtgroep.
En tíjdens de fik om te voorkomen dat politie en brandweer het sprookje voortijdig blussen…..
Relletjes dus, gewonden, zwaar beschadigde straatbedekking én een bezoedeld Haags blazoen zijn het gevolg....
 

Het schone lied gaat ook over Moerwijk, de wijk waar zowel Harrie als ik opgroeiden.
En ook ADO, de enige voetbalclub die er voor ons toe deed, bezingt hij: ‘…die lange van Vianen…’ die steevast over de bal heen dook, over al die vaders langs de lijn.
En natuurlijk zingt-ie over de Puch, ons dierbaar glimmend en brommend statussymbool.
Mooie meid achterop en naar Scheveningen, naar ’t strand.
En onderweg dan wél eerst effe een ‘harinkie happe’ op het Rijswijkseplein, een naam die je vooral op z’n Hagenees uit moet spreken.
 
Één van zijn shows speelt trouwens voor een deel in een ander zeer Haags fenomeen.
De kóffietent.
Het Gelijk van de Koffietent heet die show. Zéér de moeite waard!

Zo’n Haagse koffietent is inderdaad een fenomeen.
In andere steden zijn ook wel koffietenten, ‘tuurlijk, maar een Háágse koffietent is gewoon ánders.
Want daar rúikt ’t zelfs Haags, naar koffie, gehaktballen in vette jus, kano’s en gevulde koeken, warme saucijzenbroodjes en walmende sjekkies.
Je ruikt er zélfs de Haagse bluf.
Daar, in zo’n Haagse koffietent, komen stevige mannen van onbestemde leeftijd - en een heel enkele vrouw.
Arbeiders en ambtenaren zitten er, ‘n goedmoedige sfeer hangt er.
Dat wil zeggen, zo lang je je netjes gedraagt, want misbruik van de goedmoedigheid wordt onmiddellijk bestraft.

Ik was eens in zo’n tent tijdens een felle discussie, over voetbal uiteraard.
De meningen waren ernstig verdeeld en werden luidkeels, maar met humor, kenbaar gemaakt.
Dat ging ook gewoon door toen die onbekende binnenstapte.
Alleen Karel – de baas van de tent – keek naar de vreemdeling en schoof ‘m desgevraagd een bak koffie toe.
De vreemdeling nam een slok en ramde daarna de koffiekop zó hard op de toonbank dat de rest van de koffie enthousiast over de rand klotste.
‘Die troep is niet te zuipen’, brulde hij, ‘doe mein ‘n verse bak, klojo, en gauw, anders zal ik die stal van jou ‘s effe verbouwen!’

Nou kende ik Karel, die was écht niet te beroerd om een verse pot te brouwen.
Foutje meneer, ken gebeure, hier hebbie een verse. Nee, la maar zitten.’
Dát was Karel. Geen ruziemaker.
Maar de vreemdeling maakte fouten.
Ten eerste door die mok zo hard neer te meppen en Karel's smetteloze toonbank smerig te maken.
Ten tweede door te dreigen.
En ten derde door een Amsterdams accent te hebben.

De doodse stilte die viel was bijna tastbaar.
Iedereen staarde naar de herriemaker, óók de flink uit de kluiten gewassen herdershond van Joop, handelaar in oud ijzer.
Die kwam overeind, trok een lip op en gromde.
De hond, bedoel ik, niet Joop.
Joop haakte wél met een traag gebaar de halsketting los, de hond ontblootte z’n ferm roofdiergebit nog wat verder en zette z’n nekharen overeind.

Onzeker staarde de vreemdeling naar de hond.
‘Hé, hou dat beest eens bij je,’ piepte hij.
Niemand reageerde, behalve de hond. Die gromde nóg wat harder.
De vreemdeling keek onzeker om zich heen, maar kreeg van niemand een bemoedigende blik.
Toen nam hij een wijs besluit en vroeg aan Karel: ‘Wa krijg-ie van me?’
‘Van jou?’ zei Karel, ‘jeuk aan m’n sluitspier!’

Ik weet ‘t, ’t is niet netjes, maar hij zéi ’t nou eenmaal.
 
Zachtjes trok de vreemdeling de deur achter zich dicht.
De hond gaapte en ging met een zucht liggen.
Karel zette een verse pot, de discussie ging verder waar-ie gebleven was.

 
Pas veel later zei Karel tegen Joop; ‘Hé, bedank Joop, dat die hond van je me geholpe hep’.
Verbeeld je nou niks, koffiekluns,’ bromde Joop, ‘dat ging helemaal niet om jou. Die hond hep gewoon een hekel an ze.
Da’s al sinds Ajax tegen ADO gespeeld hep.
Jeweewel, toen we verloren door die partijdige scheids!’

‘Wáár hep die hond dan een hekel an?’ vroeg Karel.
‘Aan Amsterdammers, natuurlijk! Hij hep een bloedhekel an ze.
Ik weet ook nie hoe da komp.
Maar elleke keer as-ie Amsterdams hoort lullen wordt-ie leip…komptie overeind...gaat-ie steeds harder grommen…

26 september 2013

Ouwe Kaas


Ouwe Kaas

 

De ouderdom slaat toe als je 40 bent.
Het is niet anders: de waarheid moet gezegd.
Vroeger was dat anders, álles was toen anders, maar anno nu dus niet: vanaf je 40e ben je een ouwe zak (m/v).
En dat wordt écht niet beter naarmate de jaren voorthollen.

Raak je de 50 dan ben je, economisch bezien, hoogbejaard.
Op je 60e ben je een overtollig, véél te duur onbruikbaar karkas.
En op je 70e ben je een soort fossiele brandstof met ultralaag rendement.

Da’s niet leuk, maar ik snáp het wel.
Sinds ik ‘n tijdje terug een artikel las van een hooggeleerde doordenker, snáp ik het.
Die stelde vast dat aandacht en geld besteden aan historie zinloos is omdat het,
ik vertaal het vrij maar waarheidgetrouw, tóch allemaal ouwe koek is.
‘Onbruikbaar’, schreef hij. ‘Het wérkt niet meer, anno nu’, betoogde hij.
‘Laat dus maar zitten’, besloot hij.

Kijk, dát spreekt me nou aan.
Geen lange verhalen, gewoon een korte klets: overjarig, dus wég ermee.
Of ‘t nou koek is of kaas, je vader of je moeder, of je ‘t nou zelf bent of je trouwe hond: wég ermee. Da’s tenminste duidelijk. Hard, maar duidelijk.

Ik heb dus – ik ben inmiddels economisch bezien hoogbejaard - meteen geprobeerd mijn nutteloosheid te verzilveren, en ben naar de grote baas toe gestapt.

‘Oh Grote Baas‘, slijmde ik, ‘wil mij aub voorgoed naar huis sturen, onnuttig als ik ben?’
‘Geen punt’, sprak hij, ‘moet je hier even tekenen’.
Dat ‘hier’ bleek een ontslagbrief.

Voorzichtig heb ik ‘m uitgelegd dat ik wél graag maandelijks mijn salarisje wilde blijven ontvangen.
Halsstarrig bleef hij op de brief wijzen, en hóezeer ik ook smeekte en slijmde en soebatte……
Hij is een stuk ouder dan ik, dát is het - hij kan het allemaal niet meer volgen, vermoed ik. Kalk in de leidingen, denk ik…..

Een illusie armer als het gaat om de voordelen van ouder worden besloot ik m’n heil te zoeken in de fles, maar ik zag op tegen de nadorst…..en tegen de kosten, want ik ben een liefhebber van goede, en dus dure, whisky.

‘Nee, nee, nee’, sprak ik mezelf ferm en driewerf toe, ‘we gaan op zoek naar de leut in het leven!
Anti-rimpelcreme, donkere haarverf, nieuw kunstgebit – wég ermee.
Ik laat me liften, plamuren en bijpleisteren!
Hoezo bejaardentehuis - rap en rappend naar de disco!
Ik ga op zoek naar jeugdige ervaringen – minus de jeugdpuistjes, dat dan weer wel’. 

Ik ben dus naar de Walletjes getogen om daar mijn onverminderde viriliteit te bewijzen – maar dat wilde niet lukken.
Nee, níet omdat ’t niet….maar ze bleken de Walletjes opgeheven te hebben….
Niets van over. Gewoon wég: weer een stukje oud-rosse glorie naar de gallemiezen!
Toegegeven – de criminaliteit tierde daar wel érg welig, maar een iets minder rigoureuze oplossing was wellicht wijzer geweest. Krijgen ze nog wel eens spijt van….

Naar de disco, dus, maar dat wilde ook al niet lukken.
Wat ik kwam doen, vroegen ze.
Of ik ’t wel zeker wist.
Of ik effe opzij wilde gaan.
Of ik een pilletje wilde.
Of een shot.
Of een kaartje voor Elvis.
Eentje begon me zelfs de weg te wijzen naar de bejaardensoos….. 

’t Werd een moeizame queeste naar m’n jeugd op latere leeftijd.
Kindertehuizen heb ik bezocht, speelgoedwinkels, coole modezaken, jongerenreizen, jeugdcampings….
Een scooter heb ik gekocht – met crosshelm.
En een broek met designscheuren.
En Nikes met headbangzolen.
En een kek klokkie mét internetverbinding.
En een veelbelovend staatslot…..
Het mocht allemaal niet baten – ik bleef gewoon wie ik was.
Ik werd niet jonger of pukkeliger of interessanter of nóg briljanter.….alleen maar ouder…..

Toen heb ik ‘t maar opgegeven.
Mijn baas wil me tot m’n laatste snik door laten ploeteren, de lieve jeugd neemt me ook al niet serieus, de Staatsloterij negeert me volledig en m’n vriendin fietst dagelijks 25 kilometer zonder krukken…..daar kan ik allemaal niet tegenop.
Mijn bejaarde nutteloosheid valt niet te verzilveren, en jeugdige leut kan ik ook al niet vinden.

Toen heb ik maar een boekje over vroeger gekocht.
Over marktkooplieden en straatverkopers en hoe zij hun waren aanprezen, ooit, vroeger, nog vóór dat ik jong was, in een tijd zónder advertenties en STER-spotjes.
Daar waren mooie, humoristische vondsten bij – en de allermooiste wil ik jullie niet onthouden. 

Dat was een bordje, handgeschilderd en vastgespijkerd aan de kraam van een verkoper in allerhande kledij – je weet wel: hoeden en petten en damescorsetten…
Het goed leesbare bordje hing bij ‘n rijtje beha’s, en de boodschap luidde:
 
‘Beha’s. Slechts 1 gulden.
Voor dát geld kun je ze niet laten hangen…..’

28 september 2005

Vertrekken is niks. Aankomen is de kunst!

Schotland was de bestemming.
Samen met vriend Koos, we waren een jaar of 20, gingen we dáár naartoe op weg.
Liftend, want geld was schaars en nodig voor whisky.
Heel veel vervoermiddelen zijn daarbij gebruikt: de trein, een schip, een bestelbusje, een brommer (Koos, héél kort), een ambulance (Koos, wat langer), een taxi (voor mij), een streekbus, de metro, nóg een trein en een schip én een besteleend.
Maar aankomen hó maar, en dat zát ‘m in die brommer en in die ambulance.
Ik leg dat uit.

Op de eerste reisdag bracht onze duim ons een lift van het VW-busje van een monteur.
Een electrische-garagedeuren-monteur.
Hij zou ons wel effe afzetten op de M1, de snelweg die als een soort ruggegraat dwars door Engeland tot aan Schotland slingert, van beneden naar boven.
Of andersom, volgens de Schotten.

‘Maar eerst’, sprak onze chauffeur, ‘moet ik even bij Joe Butler langs, want Joe wil een electrische garagedeur.’ De toon waarop hij die naam uitsprak, een mengeling van eerbied en opwinding, deed ons vermoeden dat Joe Butler toch wel een héél belangrijke figuur moest zijn. Ikzelf dacht aan een dirigent, Koos hield het op een minister.
Joe Butler, zo kan ik je thans melden, was een bokser.

Onze chauffeur kon, ondanks een daartoe strekkend briefje, het adres maar niet vinden.
Geïrriteerd door het gezoek draaide hij plots de oprit van een boerderij op om de weg te vragen.
Toen hij uitstapte waaide het briefje, want zó zijn briefjes soms, de auto uit en de weg op.
‘Vriend’, sprak de chauffeur tegen Koos, ‘wil jij dat briefje effe pakken?’

En dat had Koos nu níet moeten doen!
Want er zijn opvallend weinig brommers in Engeland.
Misschien zelfs maar één, maar Koos vond ‘m.
Nét toen Engelands Waarschijnlijk Enige Brommer ons busje voorbij pruttelde, achte Koos het moment rijp om de weg op te stappen om het briefje te pakken……………….

De meneren van de ambulance vonden het beter om Koos mee te nemen. Je weet maar nooit.
Eerst naar een soort hulpziekenhuis vlakbij, maar daar was het röntgen-apparaat overleden.
Dus door naar Cambridge, naar het grote ziekenhuis.
Koos comfortabel per ambulance, en ik per taxi, want de bagage moest ook mee.

Ik weet nu uit ervaring dat in een Engels ziekenhuis zelfs midden in de nacht de thee klaar staat. En dat bier een stuk beter smaakt.

De beenbreuk bleek mee te vallen, en heelde snel genoeg om na anderhalve week weer verder te kunnen, Koos met Koosloopgips.
Verder terug naar huis, dat wel, want de vakantietijd was om.
Moraal van het verhaal: hoe mooi je ook vertrekt, je kunt nooit zeker zijn dat je ook aankomt.
Want in Schotland ben ik pas dit jaar voor het eerst geweest.
Dertig jaar later……..

25 september 2005

Aye.............we were in Scotland...........




Monday, bloody monday

The one thing I hate about sundays, is that they are invariabely followed by a monday.
And, as Bob Geldof sang, I don't like mondays.
Unless, of course, I'm having a day off on a monday, but that happens not nearly often enough.

No, I say we have to get rid of mondays.
Just lose them. Skip them. Forget about them.
That calls for ACTION!

Who will join me? Anyone?
We'll call ourselves 'the Monday Muggers'.

And next year, well, then we'll do tuesdays - 'cos tuesdays will be the new mondays by then, won't they...............?!
free web stats