Hagenezen en Hondse Hooligans
Dat is dus altijd knokken.
Vóór de fik om kerstbomen te vinden én te zorgen dat ze niet weer gejat worden door een andere kerstbomenjachtgroep.
En tíjdens de fik om te voorkomen dat politie en brandweer het sprookje voortijdig blussen…..
Relletjes dus, gewonden, zwaar beschadigde straatbedekking én een bezoedeld Haags blazoen zijn het gevolg....
Mooie meid achterop en naar Scheveningen, naar ’t strand.
En onderweg dan wél eerst effe een ‘harinkie happe’ op het Rijswijkseplein, een naam die je vooral op z’n Hagenees uit moet spreken.
De kóffietent.
Het Gelijk van de Koffietent heet die show. Zéér de moeite waard!
Zo’n Haagse koffietent is inderdaad een fenomeen.
In andere steden zijn ook wel koffietenten, ‘tuurlijk, maar een Háágse koffietent is gewoon ánders.
Want daar rúikt ’t zelfs Haags, naar koffie, gehaktballen in vette jus, kano’s en gevulde koeken, warme saucijzenbroodjes en walmende sjekkies.
Je ruikt er zélfs de Haagse bluf.
Daar, in zo’n Haagse koffietent, komen stevige mannen van onbestemde leeftijd - en een heel enkele vrouw.
Arbeiders en ambtenaren zitten er, ‘n goedmoedige sfeer hangt er.
Dat wil zeggen, zo lang je je netjes gedraagt, want misbruik van de goedmoedigheid wordt onmiddellijk bestraft.
Ik was eens in zo’n tent tijdens een felle discussie, over voetbal uiteraard.
De meningen waren ernstig verdeeld en werden luidkeels, maar met humor, kenbaar gemaakt.
Dat ging ook gewoon door toen die onbekende binnenstapte.
Alleen Karel – de baas van de tent – keek naar de vreemdeling en schoof ‘m desgevraagd een bak koffie toe.
De vreemdeling nam een slok en ramde daarna de koffiekop zó hard op de toonbank dat de rest van de koffie enthousiast over de rand klotste.
‘Die troep is niet te zuipen’, brulde hij, ‘doe mein ‘n verse bak, klojo, en gauw, anders zal ik die stal van jou ‘s effe verbouwen!’
Dát was Karel. Geen ruziemaker.
Maar de vreemdeling maakte fouten.
Ten eerste door die mok zo hard neer te meppen en Karel's smetteloze toonbank smerig te maken.
Ten tweede door te dreigen.
En ten derde door een Amsterdams accent te hebben.
Die kwam overeind, trok een lip op en gromde.
De hond, bedoel ik, niet Joop.
Joop haakte wél met een traag gebaar de halsketting los, de hond ontblootte z’n ferm roofdiergebit nog wat verder en zette z’n nekharen overeind.
Niemand reageerde, behalve de hond. Die gromde nóg wat harder.
De vreemdeling keek onzeker om zich heen, maar kreeg van niemand een bemoedigende blik.
Toen nam hij een wijs besluit en vroeg aan Karel: ‘Wa krijg-ie van me?’
‘Van jou?’ zei Karel, ‘jeuk aan m’n sluitspier!’
Zachtjes trok de vreemdeling de deur achter zich dicht.
De hond gaapte en ging met een zucht liggen.
Karel zette een verse pot, de discussie ging verder waar-ie gebleven was.
Da’s al sinds Ajax tegen ADO gespeeld hep.
Jeweewel, toen we verloren door die partijdige scheids!’
Ik weet ook nie hoe da komp.
Maar elleke keer as-ie Amsterdams hoort lullen wordt-ie leip…komptie overeind...gaat-ie steeds harder grommen…